Op onze laatste reis (in januari 2012), zagen we maar liefst 32 witte neushoorns. We zeiden al tegen elkaar: “Kijk, daar heb je nummer … “, in plaats van “Hee, een neushoorn”.
De witte neushoorn dankt zijn naam aan een verkeerde vertaling van het Afrikaanse wyd, wat “wijd, breed” betekent en niet “wit”. Wijd slaat op de lippen van deze kanjers. Officieel heten ze zelfs breedlipneushoorns, alleen niemand die ze zo noemt. In het Afrikaans is de foute vertaling trouwens ook weer overgenomen: Afrikaners noemen de neushoorn renoster en de witte neushoorn witrenoster. Nu zitten we dus met witte en zwarte neushoorns die overigens beide grijs zijn.
Witte neushoorns zien er woest gevaarlijk uit, maar het zijn net koeien. Ze kijken ook wat koeiïg uit hun ogen. Terwijl ze eigenlijk kippig zijn. Nogal bijziend dus. De neushoorn hieronder was er eentje in een kudde van vijf, die al grazend steeds dichter bij onze auto kwam.
In 2006 kwam ik tijdens een ‘morning walk’ (een ochtendwandeling onder leiding van twee Krugergidsen) dichtbij een kleine kudde, waaronder een moeder met een heel klein jong. We moesten heel stil zitten, maar konden rustig foto’s maken.
De gidsen hadden allebei een stevige kei in de hand, voor het geval een neushoorn op ons af zou stormen. De gidsen gooien dan een kei tegen de flank, waardoor de neushoorn in de noodrem gaat en pardoes de andere kant uit stormt. Tja, het zijn ook de slimste niet. Maar goed, je moet er geen ruzie mee krijgen natuurlijk.